(vervolg van De grot)
Enkele dagen later zaten Saar, Tom, Véronique en Nick in een restaurant. “Als je niet weet wat te kiezen: de rode kool met mandarijn is hier uitstekend.” zei Véronique tegen Nick. “Ik neem zoals gewoonlijk de bloemkool met radijsjes” zei Saar. Tom nam de worteltjes. Hij at geen kool.
“Maar vertel nu eens over jullie avontuur.” Terwijl ze aten vertelde Nick hoe ze ingesloten geraakten, hoe ze de rotsen probeerden te beklimmen, hoe ze door een ondergelopen tunnel doken. “Je vergeet het gedoe met je overall.” “Niet mijn overall. Het was Tom zijn overall. Sorry, Tom, je oude overall is stuk.” “Stuk?” vroeg Tom. “Wat bedoel je?”
Saar vertelde verder. “…en toen stond hij dus volledig in zijn blootje.” sloot ze af.
Nick kroop ineen. “Je moet er toch niet beschaamd over zijn dat mensen je piemel zien?” zei Véronique. “De helft van alle mensen heeft een piemel. En meestal kun je aan hun gezicht al zien of dat het geval is. Zo weet ik bijvoorbeeld dat Tom er een heeft, zonder hem ooit gezien te hebben. En die ober daar. En dat die andere er geen heeft. Zij heeft een spleetje zoals ik er een heb, en Saar.” Tom knikte. “Dat klopt. Er zijn maar twee vormen van mensen. Maar binnen die vormen heb je nog allerlei afmetingen en kleuren.”
“Ik durf wedden dat de kleur van Nicks piemel overeenkomt met die van zijn armen en zijn gezicht, die we hier allemaal kunnen zien. Misschien iets bleker.”
“Welja, ik liep daar helemaal bloot. En dat is niets om beschaamd over te zijn. Ik ben tenslotte bioloog. Ik weet een en ander over anatomie. Maar wie is hier nu over aan het doorbomen? Is naaktheid zo speciaal dat er zo de nadruk op gelegd moet worden?”
“Je hebt gelijk.” zei Saar.
“Inderdaad” gaf Véronique toe. “Zeg, iets anders. Heeft er iemand zin om morgen mee te gaan naar het museum? Het museum voor schone kunsten? Er is een nieuwe tentoonstelling. Ik heb al een kaartje, maar ik wil eigenlijk niet alleen gaan.”
“Ik niet. Kunst zegt me niets.” zei Tom.
“Ik wil wel. Ik ben hier met vakantie, en morgen regent het, dus er is niet veel anders te doen.” zei Nick.
Saar had geen tijd. “Gaan jullie maar. Ik heb nog veel te regelen.”
“Oké, dan is het wij tweetjes, Nick. De rondleiding begint om tien uur.”
Toen Nick de volgende dag bij het museum aankwam, stond Véronique al te wachten. “Haast je, we zijn bijna te laat!” riep ze.
“Hoezo, we hebben nog twee minuten?”
“Maar we moeten eerst nog langs de vestiaire!”. Ze deed de deur al open om Nick aan te sporen.
“De vestiaire? Dat is toch maar onze paraplu’s afgeven?”
“Had ik dat niet verteld?” zei ze schalks. “Het is vandaag ‘Naakt in en tussen de kunst’-dag. Iedereen moet in hun blootje.”
Dat wist Nick niet, en hij vermoedde wel dat Véronique opzettelijk niets gezegd had, maar hij wilde ook niet toegeven dat hij verlegen was.
Ze kleedden zich uit en gaven hun kleren aan een dame van de vestiaire, die ze netjes opborg. In de eerste zaal was de gids al begonnen.
“… en dus zou men kunnen stellen dat het zelfs onrespectvol is gekleed naar een beeld van een naakt te kijken. Want iedereen heeft…”
“Jaja,” zei een jonge heer uit het publiek. “Je hebt ons al overtuigd. We zijn hier voor de kunst, niet om over onze eigen vormen te horen.”
“Welnu, ik denk dat we inderdaad de inleiding over deze dag kort kunnen houden en ons op de hoofdzaak kunnen concentreren. En we beginnen in deze zaal, bij de Griekse en Romeinse oudheid. De beeldhouwwerken hier…”
Nick hield zich wat op de achtergrond, en keek naar een van de beelden. Véronique ging bij hem staan. “Kijk,” zei ze, “Zou ik geen prachtige Niké geweest zijn?” en ze ging op één been staan, iets voorovergebogen, met haar armen gespreid.
“O, en jij moet model staan voor een Zeus.” Ze duwde hem in een van de zetels. “Kijk eens wat serieuzer! Norser! Alsof jij hier de baas bent! Je zit op je troon! Wacht.” Ze rolde een brochure op en stopte het in zijn hand. “Hier, een scepter. Dat is het. Schitterend!”
“Mevrouw, meneer,” zei de gids, “we gaan naar de volgende zaal. Als u mij wil volgen?”
“Hier komen we in de middeleeuwen. In deze periode werd het naakt gebruikt om het contrast van het onvolmaakte menselijke met de eeuwige perfectie te benadrukken, zoals hier bij…”
Ze stonden bij een schilderij dat van de vloer tot het plafond reikte. Véronique schoof een kastje tot bij het schilderij, en klom erop om de bovenste helft beter te kunnen bekijken. “Bijzonder mooi!” zei ze. “Klim er ook op, Nick”. Nick twijfelde, en verloor zijn plaats aan een juffrouw. “Ik steek even voor, als u het goed vind.” glimlachte ze. “Ja, Nick,” zei Véronique, “het leven is aan de rappe.”
Dat liet hij zich nu toch geen twee keer zeggen, en hij schoof een andere kast, een grotere, voor het schilderij, waar hij een nog beter zicht had. Er konden vijf mensen op, ieder op zijn beurt. Een heer met een wandelstok stond er wat zielig bij te kijken. “Ik help u wel” zei een steviggebouwde kerel. Hij greep hem bij zijn middel en met een zwaai stond de heer boven op de kast. “Dank u, meneer. Heel erg bedankt.”
De gids was er niet gelukkig mee. “Dames! Heren! Alstublieft! Het meubilair dient daar niet voor.”
“Geen zorgen, meneer. We zetten alles netjes terug.” En dat deden ze, nadat iedereen het schilderij tot in de details had kunnen bewonderen.
“Laat ons dan nu voortmaken naar de volgende zaal.” Ze gingen in groep de trap op, en kwamen in een ruimte met landschappen uit de 16de en 17de eeuw. Een ervan was een uitzondering, en toonde een zomers tafereel, een soort feest, met een menigte blote mensen door elkaar in allerlei posities, en juist daarover wilde de gids meer vertellen. Alleen kreeg hij daar de kans niet toe, want iemand uit het publiek riep meteen: “Dat kan toch niet, die houding? Dat is compleet onnatuurlijk.”
“Toch wel” zei een ander. “Kijk zo.”, en hij deed het voor.
“Ja maar, je hand moet meer naar achter en je been naar voor.” zei nog een ander.
De gids probeerde tussen beide te komen, maar hij was de groep niet meer meester. Al het lawaai had de aandacht getrokken van de curator van de tentoonstelling, die in een van de vertrekken ernaast bezig was.
“Wat gebeurt hier?” vroeg hij met bulderende stem. Dat kreeg de groep wel stil.
“We proberen te achterhalen of dit schilderij wel klopt. Het lijkt ons onmogelijk.”
“Het schilderij naspelen? Een schitterend idee!” riep de curator uit. “Dat is zelfs even ter sprake gekomen bij het ontwerp van de tentoonstelling, maar we waren bang dat het publiek er niets voor zou voelen. Bjorn,” (Zo heette de gids.) “wat denk je?”
“Euh…”
“Oké, we doen het. Help me even. Hiernaast staat een reproductie. We brengen het naar de ruimte beneden, waar we de tafels en stoelen van de cafetaria kunnen gebruiken.”
De gids gehoorzaamde. Als alles op zijn plaats stond, begon hij instructies te geven. “U, mevrouw, staat hier op de tafel met uw linkerbeen in naar achter en uw rechter naar voor. Je linker arm omhoog en met je rechterhand je linkerelleboog aanraken. Naar opzij kijken. Dan hebben we een heer nodig die met zijn rug naar mevrouw staat en voorover buigt. Mevrouw, wilt u misschien uw ene hand op mevrouw haar heup houden en de ander op haar borst, en meneer aankijken?” Nick moest op de sterke kerel van daarnet zijn schouders zitten. Véronique deed een handenstand op de zitting en de leuning van een stoel, met gespreide benen, die vastgehouden werden door de juffrouw van op de kast en, meer voor het tafereel dan dat hij haar echt tegenhield, de heer met de wandelstok.
De curator liep rond, en maakte hier en daar correcties. En dan volgde een foto.
“Jullie hebben gelijk.” lachte de curator luid. “Het lijkt er helemaal niet op. Zeer interessant.”
“Misschien zijn we niet lenig genoeg”
“Of moet je zo’n speciale lens gebruiken.”
“Krijgt de groep die er het best op lijkt een prijs?”
“Een schitterend idee!” riep de curator nogmaals. “De beste groep krijgt gratis tickets voor de volgende tentoonstelling. Maar dan moeten jullie wel toestemming geven om de foto te publiceren. Als we er genoeg hebben, maken we er een mooi boekje van.”
Na afloop ging iedereen zich terug aankleden.
“Wat vond je ervan?” vroeg Véronique.
“Tegen mijn verwachting in, heb ik me toch geamuseerd.” antwoordde Nick. “Alleen jammer dat we zoveel van de uitleg van de gids gemist hebben.”
“Bah, dan komen we toch nog eens terug?”
“Ha! Misschien kunnen we gewoon het boekje kopen in de museumwinkel.”
“Toch een beetje bang om in je blootje te lopen?”
“Bang? Neenee. Als het aan mij lag, stopte ik al mijn kleren in mijn tas en ging ik zo naar huis. Jammer genoeg mag dat niet.”
“Nog niet.” zei een dame terwijl ze haar bloes dichtknoopte.
“Hoe bedoel je?”
“Laat ik mij eerst eens voorstellen: ik ben de schepen van cultuur. Toen ze mij dit project voorstelden, heb ik meteen mijn volle medewerking verleend. En ik had geen moeite om het te verdedigen binnen de gemeenteraad. Meer nog: dit project krijg nog een vervolg.”
Inderdaad: wordt vervolgd.