Raf logeerde enkele dagen bij zijn nicht Julia, terwijl hij opzoekingen deed in het museum en de stadsarchieven. Hij was leraar Frans, maar had een zwak voor geschiedenis. Hij had al enkele boeken geschreven over de regio waar hij zelf woonde, in het Noorden, en wilde nu de verschillen met de meer zuidelijke regio’s bestuderen. Toen hij die donderdagavond terug was van een lange dag tussen het stof, stond Julia op het punt om weg te gaan. “Ik ging juist gaan zwemmen. Heb je geen zin om mee te gaan?”
“Oh, ik en sport…” “Kom aan, het zal je goed doen na al dat stilzitten.” “O, maar ik ben over de middag gaan wandelen. Het stadspark is hier werkelijk heel mooi. En aan het park staat een prachtig gebouw. Achttiende eeuw schat ik?” “Ha, je bedoelt het zwembad!” “Nee, ik bedoel dat paleis, met die zuilen.” “Ja, dat is het zwembad. Het is inderdaad uit de jaren zeventienhonderd en nog wat. En in de jaren achttienhonderd heeft de eigenaar er een groot zwembad laten installeren. Niet olympisch, maar je kunt er toch heerlijk baantjes trekken.” “Een negentiende-eeuws zwembad? Ja, dat wil ik toch wel eens zien.”
Ze stapten samen door het park naar het imposante gebouw. Julia betaalde twee ticketjes aan de kassa. Er was één grote kleedkamer, met een houten vloer die blonk door een dikke laag vernis, en de ruimte was rondom versierd met marmer en granieten beelden. De kastjes om je kleren in om te bergen stonden in het midden, om niets van de prachtige muren te verbergen. “Schitterend! Kijk naar die stenen vissen! Zoveel soorten, en zo gedetailleerd. En dat marmer errond, je zou denken een koraalrif.” “Kom, niet treuzelen. Kleed je maar uit.” zei Julia, die al in haar blootje stond. Raf knoopte zijn hemd los, en terwijl hij omlaag keek, viel hem de minutieuze tekening in de vloerplanken op. “Wel? Moet ík misschien je broek uittrekken?”, en ze stapte al op en af. “Laat me dit toch bewonderen. Ik kom hier niet elke dag.” Maar hij wilde zijn nicht ook niet langer ophouden, dus hij maakte voort, en stopte zijn kleren in een kastje.
Voor het bad zelf moesten ze een gang door, die langs een binnentuin liep. In het midden stond een standbeeld. “Dat is de baron. Hij heeft dit zwembad laten installeren.” zei Julia. “Het schijnt dat hij op een dag spoorloos is verdwenen. Er is een legende rond. Maar dat vertel ik straks. Nu zwemmen.” Ze trok hem aan zijn arm mee.
In de immense zaal viel Rafs mond open van verbazing. Het bad was anderhalve meter diep, met op de bodem een mozaïek in de vorm van een reusachtige Neptunus, compleet met drietand en kroon. De ruimte werd verlicht door de ondergaande zon, die door de grote glaspartijen scheen. Tussen de ramen stonden zuilen, met waterspuwende zeemeerminnen.
Veel volk was er niet. Er waren een paar zwemmers, enkelen die in het water aan de rand aan het kletsen waren, en helemaal links waren een stel gespierde jongelui bezig met een badpak aan te trekken. “Dat zijn er die trainen voor wedstrijden.” legde Julia uit. “Normaal is kledij verboden, voor de hygiëne, maar zij bewaren hun badpak hier in het zwembad, en het wordt ook hier gewassen. Ze zwemmen misschien wel sneller als hun borsten en penissen zo samengedrukt worden, maar aangenaam lijkt het me niet. Zij zwemmen in die voorbehouden baan links. Wij mogen heel de rest van het zwembad gebruiken.” Ze sprong in het water en deed enkele slagen. Raf voelde eerst met zijn voet hoe warm het water was, ging op de rand zitten, en liet zich er dan in glijden. Het water was warm genoeg. Hij dook even onder, zodat hij helemaal nat was, keek nog eens rond en merkte toen dat Julia al helemaal heen en weer gezwommen was. “Kom aan, traagzak. Zwemmen!” Hij wilde niet onderdoen voor zijn nicht, en zwom achter haar aan. Ze was snel. Veel sneller dan hijzelf. Toen hij keerde was zij al terug halverwege. Bij het kruisen riep Julia hem toe: “Vooruit! Na tien keer heen en terug mag je pauzeren!” Toen hij er negen had, was stond zij al aan de kant te wachten. “’t Is goed. Ik zwem nog eentje mee.” En ze zwom op haar gemak, terwijl Raf hijgend adem probeerde te halen.
Eindelijk haalde hij de tien. Hij legde zijn armen op de rand en zijn hoofd op zijn armen. “Pff! Dat was zwaar!” “Alle begin is moeilijk. De volgende tien gaan veel beter gaan.” “Wat? Nog eens tien? Dat haal ik nooit.” “Och, als je paar minuutjes rust, kun je er er weer tegen.”
“Vertel ondertussen eens over die legende.” “Ah ja. Wel, men zegt dat de baron hier diep onder de grond een warmwaterbron ontdekt heeft, waarvan hij overtuigd was dat ze de eeuwige jeugd zou schenken. Hij zou daar een tweede zwembad hebben gebouwd, en zich erin opgesloten. Er is effectief een trap naar beneden, naar een lege kelder, die in die tijd gegraven is. Maar alle documenten daarover zijn verloren gegaan.”
Rafs nieuwsgierigheid was gewekt. “Een mysterieuze kelder?” “Ja, ik ben er zelfs al eens geweest tijdens een rondleiding. Als je wil kunnen we eens gaan kijken straks. Het is gewoon die gang door tot het einde, dan naar links.” Julia wees naar de zijgang waar de toiletten waren.
“Mag dat wel?” vroeg Raf. “Och, wie zal ervan opkijken als we door die gang gaan. En verder is er toch niemand in het gebouw.” “Oké, ik ben benieuwd!” “Maar nu doen we nog een paar baantjes. Ik doe er nog twintig.” “Ha! Ik zwem op mijn gemak tot jij klaar bent. Ik laat me niet opnieuw opjagen!”
Na de twintig van Julia en de vijf van Raf kropen ze uit het bad, lieten zich afdruipen, en stapten naar de gang met de toiletten. Halverwege stond een bordje met “geen toegang”. “Als we iemand tegenkomen, doen we gewoon alsof we het niet gezien hebben. Wat zouden ze ook denken? We lopen hier in ons blootje. Wat kunnen we van kwaad in de zin hebben?” Ze liepen door tot het einde, en gingen naar links. Het was een brede gang met aan weerszijden grote gesloten deuren. “Hier naar rechts denk ik. Toen ik hier eerder kwam was het niet zo donker.” Raf was achtergebleven bij enkele vitrinekasten. “Raf! Kom, treuzelaar!” Rechts was een korte doodlopende gang. “Ik denk dat we verkeerd zitten. Misschien moesten we in het begin toch eerst naar rechts.” Ze wandelden terug, en kwamen inderdaad bij een trap naar beneden. Het was donker. “Hier is een schakelaar. Wacht.” Het licht flikkerde aan, en ze stapten de trap af naar beneden. Ook de kelder was donker. Enkel door de lamp van de traphal kon je iets zien, maar ook niet meer dan een paar meter. Dat was al voldoende voor Raf. De stenen muur was duidelijker minder versierd dan de kleedkamer en het zwembad, maar toch was hij enthousiast over de gebeeldhouwde reliëfs. “Ik heb geen schakelaar gevonden.” zei Julia. “Laten we maar terug gaan. Door dat verkeerd lopen hebben we al veel tijd verloren.”
Terug in het zwembad stelden ze vast dat de ruimte verlaten was. De deur naar de kleedkamer was dicht. “We zitten opgesloten. Onze kleren! Wat nu?” “Kijken of we nog iemand kunnen vinden.” Ze liepen eens rond het zwembad, maar moesten vaststellen dat iedereen weg was. En toen ging het licht uit. Op een beetje maanlicht na was het donker. “Ik denk dat we niets anders kunnen doen dan wachten tot er iemand komt, al is het pas morgenvroeg.” “Jammer dat we de kelder niet verder kunnen bezichtigen, nu we zo veel tijd hebben.” “Misschien wel.” Julia liep naar het EHBO-lokaal en opende de kasten. Daar lagen een paar krachtige zaklampen. “Ik denk dat we die wel mogen gebruiken. Het is tenslotte een beetje een noodgeval.” Ze namen er elk een en gingen terug naar de kelder.
De zaal was diep, dieper dan Raf verwachtte. Om de vijf meter stond in het midden een pilaar, die het ronde gewelf ondersteunde. “Prachtig! Werkelijk schitterend! Bekijk die zuilen! Die beelden! Dit is geen bandwerk. En dat voor een kelder die nooit gebruikt is.” Ze gingen verder. De grond was vuil. Er lag een fijn laagje smurrie, stof en vocht dat in de loop der jaren samengekoekt was. Raf gleed met zijn hand over de muur. “Bekijk jij alles maar. Ik ga even zitten. Ik heb tenslotte meer gezwommen dan jij.” Ze ging tegen zitten met haar rug tegen een pilaar en haar benen een beetje gespreid voor zich uit. “Merkwaardig. Die beelden zijn niet willekeurig, maar een duidelijke regelmaat zit er ook niet in.” mompelde Raf terwijl hij van ene kant naar de andere liep, en terug. Bijna tegen de grond liep een strook die nu zijn aandacht trok. Op zijn knieën bestudeerde hij de richel die over de hele lengte liep en versierd was met een onregelmatige serpentine-achtig reliëf. “Hier zit nog iets onder.” zei hij terwijl hij het vuil vanonder de richel krabde. Hij ging op zijn buik liggen. “Merkwaardig.” Hij stond op. “Heel interessant, maar met die zaklamp is het toch onhandig. Ik zou hier zeer graag eens terugkomen met degelijk materiaal. Misschien moet ik er eens met de mensen van het museum over praten.” “Ha! Ze gaan je zien komen. Bekijk jezelf eens!” antwoordde Julia. “Je hele voorkant is smerig!” “Jij ziet er anders ook niet uit. Gelukkig hebben ze hier douches.”
De doucheruimte naast het zwembad was niet afgesloten, maar wel pikdonker. Ze legden hun zaklampen op de grond maar lieten ze aan zodat ze toch iets van licht hadden. “Die legende integreert me enorm. Eerst niet zo erg, moet ik toegeven, maar nu ik de kelder heb gezien, denk ik dat er meer achter moet zitten.” Julia stond al onder de sproeier. “Die beelden zien er te willekeurig uit. Als het louter versiering was, zou er regelmaat in zitten. Symmetrie.” ging hij verder terwijl hij op de knop voor het water duwde. “Ik ben blij dat je je geamuseerd hebt vandaag. Zeg, wil je eens bijlichten? Ik wil zien hoe vuil ik nog ben.” Raf scheen langzaam van haar borst naar haar onderbuik en dan langs haar benen tot aan haar voeten. “Ik ging morgen toch terug naar het archief. Misschien vind ik er meer informatie.” Julia reageerde niet. “Het valt nog mee denk ik.” zei ze. “Nu mijn achterkant.” “Oei, smeerpoes!” “Help je me even?” Met zijn hand wreef Raf het warme water over haar rug en billen. Het duurde enige tijd tegen dat de plakkerige substantie los kwam, maar het lukte. “Ha! Het doet deugd weer proper te zijn. Laat ons nu eens naar jou kijken.” zei Julia terwijl ze de zaklamp uit Rafs handen nam. “Jij hebt nog wat werk.” lachte ze. “Dat komt ervan van op je buik in de vuiligheid te liggen.” Raf schrobde hard over zijn borstkas en buik. “Richt je lamp eens wat lager. Mijn piemel nog.” “Je hebt net een broek aan. Pas maar op dat niemand je ziet!”
Toen ze allebei proper waren gingen ze in de zetels naast het zwembad liggen. “Ik hoop dat er morgen snel iemand komt. Het wordt een drukke dag.”
Wordt vervolgd.